Over de rol die schrijven in mijn leven speelt is veel te zeggen en dat is gelijk een goede reden het niet op te schrijven.
Ik tekende een contract bij Atlas Contact waardoor ik tot minstens 2023 aan de uitgeverij verbonden ben. Binnenkort maken we een champagnefoto voor op social media.
Ik verwacht nog zesendertig jaar te leven.
Ik heb drie boeken op de plank liggen en werk nu met iemand anders aan een vierde.
Omdat niet alle mensen mijn boeken lezen geef ik vast het einde van de drie boeken weg: ze gaan uit elkaar, hij ontmoet een nieuwe liefde die hem ook weer verlaat en de twee zinnen die aan het begin en het einde van zijn debuut te lezen waren zijn weer van toepassing.
Ik zit tegenwoordig alleen in een woning waar ik alleen woon. Ik kijk naar hoe mensen karton in de glasbak proppen en zit onderuitgezakt zodat ze mij niet zien.
Ondertussen wacht ik tot het internet in mijn woning geleverd wordt. In de tussentijd schrijf ik mijn berichten op een telefoon met draaischijf.
Mijn eerste boek gaat vernietigd worden. Dat is niet erg, het zal niet het eerste boek in de geschiedenis van de mensheid zijn dat vernietigd wordt. Liggeld bij het Centraal Boekhuis is prijzig en de loop is uit het boek. Ik heb een aantal exemplaren gekregen van de uitgeverij. Daar ben ik erg blij mee.
Ik verkoop deze van een onheilsdood geredde exemplaren van ‘Er gebeurde o.a. niets’ voor een tientje per stuk.
Stuur me bij interesse een bericht, dan stuur ik je het boek gesigneerd toe. Ongesigneerd kan natuurlijk ook. Ergens afspreken op een geheime plek is mogelijk.
Het boek blijft overigens wel leverbaar, als POD, dat houdt in dat wanneer het boek online of in de winkel wordt besteld er ergens op een knop wordt gedrukt en er een exemplaar uit een machine rolt. Ik neem aan dat dit betekent dat dit dan de derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, etc. druk is.
Ik heb de tweede versie van een boek dat ik voor het gemak maar een roman noem afgerond. Ik vrees dat er nog dertien versies volgen. De uitgever leest het nu, ik hoop dat het boek niet wordt afgewezen. Ik voel er weinig voor om de tienduizend euro subsidie die ik van het Letterenfonds kreeg om het boek te schrijven terug te betalen. Nadat ik de tienduizend euro op mijn rekening gestort kreeg, stuurde ik het Letterenfonds een bedankkaartje. Ik kon mijn schulden afbetalen en bevriende schrijvers die in geldnood zaten financieel ondersteunen. Er is nog duizend euro over. Mensen die in de problemen zitten kunnen zich via het contactformulier melden.
Verder werk ik aan een verhalenbundel die, dat is de bedoeling, tweeduizend pagina’s dik moet worden. Er verschijnen veel boeken van duizend pagina’s de afgelopen tijd. Het zijn allemaal romans. De werktitel van de verhalenbundel is ‘Met een mongool op je schoot de afgrond in’. Ik twijfel over de je-vorm omdat die misschien minder aantrekkelijk is voor de oudere lezeres. Ik heb al twee pagina’s geschreven. Helaas horen ze nu niet direct tot de hoogtepunten uit mijn oeuvre.
De nieuwe recensiewebsite Indrukmagazine vroeg een aantal mensen iets over recensies of recensenten te zeggen. Ik schreef dit:
‘Sinds ik alle recensenten foto’s van mijn kinderen liet zien en daarbij steeds zei: ‘Ook op deze foto hebben ze honger,’ worden mijn boeken gunstig besproken. Het tekent niet alleen de empatische inborst van de recensenten, maar ook hun onvermogen om fictie en non-fictie te scheiden. Natuurlijk heb ik geen kinderen, maar ik ben opportunistisch genoeg om ze in mijn voordeel in te zetten.
Ik bewonder recensenten. Behalve dat het zonder uitzondering schrandere types zijn, die overigens heerlijk ruiken, zijn het ook ware ambassadeurs van de literatuur die niet alleen in hun stukken laten zien dat ze alle boeken die ze lezen in al hun gelaagdheid doorgrond hebben maar ook nimmer gebruik maken van hun machtsposities (een recensie wordt immers duizend keer meer gelezen dan het besproken boek) en die in de hemel na hun dood -al hoop ik natuurlijk dat ze eeuwig blijven leven- hun plek aan de zijde van de Almachtige zonder twijfel zullen innemen.’
In de supermarkt lopen bijna alleen maar genieën rond. Het is een eer in hun midden boodschappen te mogen doen. Sommige genieën vegen het kwijl van hun gezicht terwijl ze door de glazen deur van de diepvries naar ingevroren bosbessen kijken. Andere genieën bespreken luid pratend door hun mobiele telefoon tegen iemand aan de andere kant van de lijn ziektes van buurtgenoten. Hier en daar fatsoeneert een genie de joggingbroek. Wanneer een van de genieën ziet dat je naar de kassa loopt zet het genie er flink de vaart in en manoeuvreert zijn of haar boodschappenkarretje snel voor je. Dan kijk je naar wat genieën allemaal kopen: witte kadetjes, katteneten, ingevroren snacks, halve liters bier, toiletpapier, kip, appelflappen, frisdrank met prik, vlees, zakken rijst, kip, blikvoer, maandverband, plakken kaas, etc. Genieën zijn gretige consumenten. Na afgerekend te hebben en alle zegeltjes gekregen te hebben waar ze recht op hadden lopen de genieën met hun karretjes naar hun auto’s, laden de boodschappen in, geven de boodschappenkarretjes een zet en rijden naar huis om de boodschappen op te ruimen en daarna na te denken over van alles en nog wat.
Op vrijdag 1 april is het precies een jaar geleden dat mijn tweede boek, het derde boek dat ik schreef, verscheen. Het boek heet ‘Huil maar, ik wens je uitstel toe’. Het bevat 141 verhalen die samen, als je er oog voor hebt, een geheel vormen. Er volgt geen herdenking, er is geen speciale actie, er is geen korting. Eigenlijk zonde. Oké. Er komt wel een herdenking. Er komt een speciale actie. Met korting. Vrijdag 1 april zit ik vanaf 20:00 aan een tafel in Café Briljant te Haarlem. Ik heb een stapel boeken, ik schreef de boeken zelf, bij me. Ik verkoop de boeken voor een spotprijs en signeer ze desgewenst. Natuurlijk komt er niemand en zit ik de hele avond alleen aan een tafel, betaal ik aan het einde van de avond per pin de rekening van veertig euro, en sta ik de volgende ochtend weer vroeg op om te werken. Gelukkig heb ik ’s avonds iets te lezen bij me.
Minachtend snuivend leest een man de krant. Hij kijkt duidelijk neer op het wereldnieuws. Wij zitten aan de andere kant van de eersteklascoupe, tegenover elkaar. We doen alsof we in onze boeken lezen, maar we luisteren naar de man. Zuchtend maakt de man een prop van zijn krant en stopt hem in de prullenbak. Hij kijkt uit het raam en maakt smakkende geluiden. Daarna zucht hij diep. Daarna maakt hij mompelende geluiden. We schieten niet op in onze boeken. Bij het station waar hij er uit moet staat de man op en loopt hij langs ons. Hij schopt de beker koffie van een van ons om. Een van ons had de beker op de grond gezet omdat hij dacht dat de beker leeg was. De koffie stroomt over de grond van de eersteklascoupe. De man haalt zijn krant uit de prullenbak en geeft hem aan ons. We leggen de krantenpagina’s over de koffie op de grond zodat de koffie in de krant kan trekken.
Nadat hij is uitgestapt bedenken we: Die man gebruikt zijn lichaam ter vermaak. Door er geluiden mee te maken vermaakt hij zichzelf.
We lezen verder in onze boeken. We leren dat de negerleiders van Kordofon door de heersers eerst met vrouwen en fruit werden ontvangen, maar dat oorlog uiteindelijk onvermijdelijk bleek.
De Biesheuvelprijs had geen longlist en geen shortlist. Alle verhalenbundels waarvan de uitgeverij de moeite nam om er een postzegel op te plakken en naar de jury te sturen maakten kans op de prijs. De bundels van Jori Stam en Joubert Pignon werden door hun uitgever naar de jury van de Biesheuvelprijs gestuurd. Per mail hadden de twee schrijvers contact met elkaar.
Jori Stam dacht dat Joubert Pignon de prijs zou gaan winnen, Joubert Pignon dacht dat Marente de Moor de prijs zou gaan winnen.
Ze bedachten dat het een goed idee was wanneer ze een eigen prijs in het leven riepen: de JoJo-prijs. Het ene jaar wint de een de prijs, het andere jaar de ander. Maar wie moest nu de eerste winnaar van de JoJo-prijs worden? Jori en Joubert kwamen er niet uit. Ze riepen de hulp in van redacteur Sander Blom. Sander Blom moest een getal onder de tien in zijn hoofd nemen. Degene die het getal goed raadde zou de eerste winnaar van de JoJo-prijs worden. Maar wie mocht beginnen met raden? Om dat te bepalen moest Sander Blom een ander getal onder de tien in zijn hoofd nemen. Degene die als eerste dit tweede getal goed raadde, mocht beginnen met raden naar het eerste getal. Maar hoe te bepalen wie nu mocht beginnen met raden?
Via internet bestelde Joubert Pignon een trofee. Hij vroeg degene die het plaatje zou graveren om een van deze twee namen te graveren: ‘Jori Stam’ of ‘Joubert Pignon’.
Joubert Pignon maakte € 21,60 over naar de trofeeënleverancier en kreeg een paar dagen later een pakket thuisbezorgd.
Voor de uitreiking van de Biesheuvelprijs maakten Jori Stam en Joubert Pignon het pakket samen open. Jori Stam bleek de eerste winnaar van de prestigieuze JoJo-prijs. Joubert Pignon werd tweede. Naar alle waarschijnlijkheid wint Joubert Pignon volgend jaar de JoJo-prijs en wordt Jori Stam tweede.
Even later werd de tweede prijs van de avond uitgereikt. Marente de Moor won de Biesheuvelprijs voor haar verhalenbundel Gezellige Verhalen. Op het podium hield ze een grote cheque omhoog. Iedereen klapte. Na afloop wisselden de aanwezigen hun consumptiemunten om voor consumpties. Marente de Moor had haar grote cheque op het podium laten staan. De grote cheque stond op het lege podium. Joubert Pignon keek naar de grote cheque. Het was altijd zijn grote droom geweest om met een grote cheque onder zijn arm in de tram te zitten. Het ging hem niet om het geld. Het ging hem om het beeld van een man die met een grote cheque onder zijn arm in de tram zat.
Nadat hij buiten gerookt had, zag Joubert Pignon Marente de Moor. Ze zat binnen op een bank te wachten. Joubert Pignon feliciteerde haar en vroeg waar haar grote cheque was. Marente de Moor zei dat ze haar grote cheque niet meenam en dat ze nu wachtte op de taxi die haar naar het Volkshotel zou brengen. Joubert Pignon, nooit te beroerd om iedere situatie naar zichzelf toe te trekken, zei dat hij ook een keer in het Volkshotel was geweest. Hij liep de feestruimte in, pakte de cheque, nam de cheque onder zijn arm en liep naar buiten toe. De taxi met Marente de Moor op de achterbank reed weg. Joubert Pignon liep in de richting van de tram.